Vlaardingen: oordeel over informatievoorziening vestiging arbeidsmigranten

De Klacht

De heer K. heeft een brief van de gemeente ontvangen waarin hij wordt geïnformeerd over het voornemen om arbeidsmigranten in het appartementencomplex tegenover zijn woning te huisvesten. Tegen dit voornemen tekent hij bezwaar aan, omdat hij van mening is dat de huisvesting van EU-migranten in strijd is met de regelgeving. Het bezwaarschrift wordt niet in behandeling genomen, omdat het voornemen om migranten te huisvesten geen besluit is, waartegen bezwaar en beroep kan worden aangetekend.

 Daarop verzoekt de heer K. de ombudsman een onderzoek in te stellen, omdat volgens hem:

  1. de huisvesting van de EU migranten in strijd is met het bestemmingsplan;
  2. er vergunningen moeten worden afgeven voor de huisvesting
  3. de belangen van de bewoners niet voldoende zijn mee gewogen; en
  4. de parkeernormen worden geschonden.

 

Bevoegdheid ombudsman

De ombudsman meldt de heer K. dat hij de gemeente kan verzoeken de regels waarvan hij vindt dat die geschonden worden te handhaven. Tegen de beslissing op dat verzoek kan hij bezwaar en beroep aantekenen. Omdat de heer K. zijn geschil met de gemeente aan de rechter kan voorleggen, stelt de ombudsman zich terughoudend op. Wel kijkt de ombudsman of hij de heer K. en de gemeente een onnodige juridische procedure kan besparen.

 

Strijd met het bestemmingsplan

Op basis van het onderzoek kan de ombudsman hij niet vaststellen dat de vestiging van de EU-migranten in strijd met het bestemmingplan is. De bestemming is namelijk wonen en in het bestemmingsplan is het begrip wonen niet gedefinieerd. Hieruit volgt dat het (door)verhuren van appartementen door een uitzendbureau aan arbeidsmigranten lijkt te zijn toegestaan. Mocht achteraf blijken dat voorschriften uit het bestemmingsplan worden geschonden, bijvoorbeeld als er teveel mensen in één appartement worden gehuisvest dan kan de heer K. de gemeente verzoeken handhavend op te treden tegen de verhuurder. Tegen de beslissing op dat verzoek kan de heer K. dan bezwaar en beroep aantekenen.

 

Vergunningen nodig?

De heer K. vindt dat de gemeente een vergunning moet afgeven op grond van de Leegstandswet. De woningen stonden namelijk leeg in verband met een voorgenomen sloop en zullen tijdelijk worden verhuurd aan EU migranten. Ook op dit punt kan de ombudsman niet vaststellen of een vergunning is vereist. Een vergunning zoals hierboven bedoeld is namelijk alleen vereist als de eigenaar van het complex wil verhuren zonden aan de huurbescherming gebonden te zijn. Hiervan lijkt in dit geval geen sprake te zijn.

De heer K. is ook van mening dat de gemeente een vergunning moet afgeven voor kort verblijf. Ook lijkt dit rechtsfiguur niet van toepassing te zijn, omdat er voor de gemeente Vlaardingen geen wettelijke grondslag is om een zogenaamde shortstay vergunning te eisen.

 

Belangenafweging

De heer K. is van mening dat de belangen van de omwonenden niet voldoende zijn meegewogen in de voorgenomen besluitvorming. Uit informatie van de gemeente blijkt dat de gemeente een klankbordgroep bestaande uit bewoners heeft opgericht om de komst van de arbeidsmigranten voor te bereiden. Dit betekent volgens de ombudsman in ieder geval dat de belangen van de bewoners worden afgewogen. Hij ziet onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat die belangenafweging kennelijk onredelijk is.

 

Parkeernormen

Volgens de gemeente zijn er met de uitzendbureaus afspraken gemaakt over het vervoer van de arbeidsmigranten en het gebruik van de eigen auto. De ombudsman heeft geen reden om op voorhand aan te nemen dat de parkeerdruk onevenredig hoog wordt.

 

Conclusie

De ombudsman ziet onvoldoende aanknopingspunten om de gemeente te vragen haar standpunt te herzien. Wel vraagt de ombudsman aan de gemeente waarom zij de heer K. niet heeft gewezen op de mogelijkheid een verzoek tot handhaving in te dienen.

De gemeente antwoordt dat zij dit niet nodig vond, omdat een handhavingsverzoek nu geen kans van slagen zou hebben en er nog geen activiteiten waren die gehandhaafd zouden kunnen worden. Achteraf zo erkent de gemeente had het beter geweest als zij bij aanvang de heer K. had meegedeeld dat hij eventueel een handhavingsverzoek kan indienen zodra er appartementen zouden worden bewoond.

De heer K. schrijft dat sommige deskundigen anders denken over de kans van slagen van een handhavingsverzoek. Daarnaast vindt hij dat de gemeente in haar drang om te scoren zich tegenover de omwoners niet integer heeft gedragen.

De ombudsman oordeelt dat de gemeente in strijd met de norm van goede informatieverstrekking heeft gehandeld. In dat opzicht is de klacht van de heer K. gegrond. De ombudsman kan echter niet vaststellen of de gemeente de heer K. niet volledig heeft geïnformeerd uit opportunisme of – zoals de gemeente schrijft – uit pragmatisme. De kern is echter dat de ombudsman niet de indruk heeft dat de belangen van de bewoners kennelijk onredelijk zijn afgewogen.